Astronomen gebruikten trigonometrie om de afstand tot de sterren te berekenen lang voordat de term parsec werd bedacht, maar die nieuwe eenheid maakte het wel makkelijker om ondoorgrondelijke afstanden te bepalen.
Een parsec is de afstand van de zon tot een astronomisch object, die een parallax hoek van een boogseconde (1/3600 van een graad) heeft. De parallax hoek wordt gevonden door meting van de parallax beweging (schijnbare beweging van een relatief stabiele ster, meestal verre sterren) wanneer de ster wordt waargenomen vanaf beide kanten van de zon (een interval van zes maanden op aarde). De parallax hoek wordt verkregen door een halvering in het hoekverschil.
Eens de parallax hoek bevestigd is, kan je de afstand tot een ster berekenen met behulp van trigonometrie, omdat we de afstand kennen van de aarde vanaf de zon. De afstand vanaf de zon tot een lichaam met een parallax hoek van 1 boogseconde is dus gedefinieerd als een eenheid en dankzij Turner, genaamd de parsec.
Een lengte-eenheid die gelijk is aan 66 voet, vooral gebruikt in de VS voor openbare grondonderzoeken. Het oorspronkelijke meetinstrument (Gunter's ketting) was letterlijk een ketting bestaande uit 100 ijzeren schakels, elk 7,92 duim lang. Staal-opgerolde meet-tapes begon kettingen te vervangen rond het jaar 1900, maar landmeetkundige resultaten worden vaak nog onder de naam "kettingen" genoemd en meting met een staal-tape wordt vaak "koppelen" genoemd. De ketting is een handige eenheid in kadastrale onderzoeken, omdat 10 vierkante kettingen gelijk aan 1 acre.